Author profile picture

Die stagnatie is in Nederland al begonnen in 2015. “We hebben per gewerkt uur nog steeds dezelfde toegevoegde waarde als zeven jaar geleden. Als je kijkt naar de rest van Europa doet alleen Italië het slechter. Daar neemt de productiviteit per uur al sinds de eeuwwisseling niet meer toe”, vertelt Alfred Kleinknecht, emeritus hoogleraar economie aan de VU Amsterdam en TU Delft.

Productiviteitsparadox

Anno 2023 bevinden we ons in een paradox. Nieuwe technologieën als robotica, AI en big data worden steeds volwassener, maar wie naar de productiviteitscijfers kijkt, krijgt de indruk dat het effect hiervan uitblijft.

Anders was dat tussen 1950 en 1975, ook wel het Golden Quarter genoemd, toen het internet en kernenergie werd ontdekt, vertelt Henk Volberda. Hij is professor strategie en innovatie aan de Universiteit van Amsterdam Business School en directeur van het Amsterdam Centre for Business Innovation. “Toen ging de productiviteit met vier à vijf procent omhoog in geavanceerde landen. Na 1975 nam dat percentage langzaam af, nu zijn we al blij met een toename van een halve procent.”

Veel technologieën bevinden zich inmiddels aan het einde van hun cyclus. Kleinknecht: “Er wordt vaak aangenomen dat techniek zich lineair ontwikkelt, dat is niet altijd zo. Ook de IT-industrie vertoont afnemende meeropbrengsten.”

Cost disease

Dan zijn er ook nog sectoren waarin moderne technologie minimaal inzetbaar is. Kleinknecht: “In de auto-industrie zijn steeds meer robots op de werkvloer te vinden. Maar het enige dat er in het Concertgebouw gemoderniseerd is, is de ticketverkoop. Bij het opvoeren van de Vijfde van Beethoven heeft er de afgelopen tweehonderd jaar geen innovatie plaatsgevonden. In de economie noemen we dat cost disease: er worden nauwelijks kostenreducties gerealiseerd, waardoor het product of de dienst relatief gezien almaar duurder wordt.”

‘Cafetaria-economie’

Professor Alfred Kleinknecht

Dan zijn er nog sectoren die daar tegenaan hangen, zoals de zorg, horeca en detailhandel. In Italië noemen ze het de ‘cafetaria-economie’. Tuurlijk, de nieuwe espressomachine is moderner dan de vorige en innovaties in de gezondheidszorg maken het werk van zorgmedewerkers makkelijker, maar het blijven arbeidsintensieve sectoren.

Het probleem is dat die sectoren snel groeien. Door de vergrijzing is er steeds meer zorgpersoneel nodig. Die trend zal zich nog zeker dertig jaar doorzetten. “Om alles te kunnen bekostigen, zou je in sectoren waar je wél kunt moderniseren het onderste uit de kan moeten halen qua technologie, zodat daar minder arbeidsplaatsen nodig zijn”, aldus Kleinknecht.

Robots op de werkvloer

Neem de adaptie van robots op de werkvloer. Volgens cijfers van de Internationale Federatie van Robots rijden er in Zuid-Korea en Japan per duizend werknemers zes robots rond. In Europa lag dat aantal twintig jaar geleden tussen de 1 en 1,5, in 2022 is dat gegroeid naar 2,5. Binnen Europa is er ook weer sprake van een forse differentiatie: in bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk en Nederland gaat de adaptie van robots heel langzaam, terwijl Duitsland en Frankrijk veel beter scoren. Hoe dat kan? Juist, omdat dat landen zijn met een grote auto- of voedingsindustrie.

Al is dat niet altijd een excuus, vindt Volberda: “In Amerika worden metselrobots al volop gebruikt. In Nederland zie je dat nu heel voorzichtig gebeuren. Daarin lopen we dus achter, terwijl we in de bouw voor een hele grote opgave staan.”

Hype cycle

Volberda noemt ook de hype cycle als een van de verklaringen voor de stagnerende productiviteitscijfers. “In het begin hebben we ergens vaak hele hoge verwachtingen van. Neem blockchaintechnologie. Transacties kunnen zo plaatsvinden zonder tussenpersoon en het hele bankwezen zou overbodig worden. Nu zien we dat het te hacken is en volgt dus de teleurstelling; veel bedrijven trekken zich terug. Maar, bedrijven die langdurige investeringen aangaan van vijftien à twintig jaar, pakken uiteindelijk het rendement. Ik denk dat we wel degelijk te maken hebben met technologische doorbraken, maar dat het gewoon een tijd duurt voordat we dat ook in de cijfers terugzien.”

Henk Volberda

‘Doodstaren op technologie’

Bedrijven kunnen wel nieuwe technologieën implementeren, maar technologie bepaalt maar 25 procent van het innovatiesucces volgens Volberda. De overige 75 procent wordt bepaald door de sociale innovatie. Dus: leiderschap, de organisatievorm, nieuwe manieren van werken en co-creatie met partners.

Wanneer een bedrijven experimenteert met robots, zal de productiviteit waarschijnlijk eerst af- in plaats van toenemen – in de economie heet dit de ‘J-curve’. Die robots brengen onzekerheid en weerstand met zich mee. “Maar, als ze langdurig blijven investeren betalen die robots zich echt wel uit. Het is belangrijk dat bedrijven zich niet doodstaren op de technologie. Als je wilt digitaliseren en automatiseren, moet je processen goed in kaart brengen. Management innovatie is minstens belangrijk als technologische innovatie. Onderzoek wijst uit dat landen die goed zijn in management innovaties, denk aan lean, agile en scrum, ook hogere productiviteitscijfers hebben.”

Loonmatiging werkt modernisering tegen

Een andere reden voor stagnerende arbeidsproductiviteit is dat kapitaalinvesteringen in Nederland teruglopen, aldus Kleinknecht. “In Nederland is er sinds de jaren tachtig sprake van loonmatiging. Door de geringe loonkostendruk gaat de verspreiding van moderne procestechnologie en modernisering van productieapparaten erg langzaam.”

Dat zit zo. Neem de kapitaalgoederenvoorraad van een bedrijf. Je kunt ervanuit gaan dat apparaten van de oudste jaargang het minst productief zijn en de nieuwste apparaten het meest productief. Als de lonen niet (hard genoeg) stijgen, kan een bedrijf oudere machines langer laten draaien. Immers: het loon is niet duur, dus kunnen oudere machines en technologie langer mee. Zodra de lonen stijgen, worden oudere apparaten sneller vervangen, ze worden sneller onrendabel.  

“Als ik een bus goedkope arbeidskrachten laat komen uit het buitenland die keihard werken, is dat veelal voordeliger dan dure kapitaaluitgaven doen. Dus zolang de lonen laag blijven, kunnen robots en andere dure technologieën lastig concurreren met arbeid”, legt Kleinknecht uit.

Flexibele arbeid

Ook de steeds flexibelere arbeidsmarkt in Europa zorgt ervoor dat technologie zich relatief langzaam verspreidt. Mensen kunnen makkelijker ontslagen worden en wisselen vaker van baan. Terwijl bedrijven, vooral techbedrijven, veel baat hebben bij mensen die langer blijven. Daar zit immers de kennis.

Kleinknecht: “Neem Tesla. Daar is het een komen en gaan van mensen. Heel veel processen werken dan niet; mensen moeten voortdurend opnieuw ingewerkt worden. De fabricage kwaliteit van een Tesla ligt rond het niveau van Europese auto’s uit de jaren tachtig.  Dat is typisch voor een hoog flexibele arbeidsmarkt en een van de redenen waarom de auto-industrie in de Verenigde Staten niet kan concurreren met Europa of Azië.”

“De fabricage kwaliteit van een Tesla ligt rond het niveau van Europese auto’s uit de jaren tachtig.  Dat is typisch voor een hoog flexibele arbeidsmarkt.”

Alfred Kleinknecht

Een nieuw Golden Quarter

Eerst was er de stoommachine, toen elektriciteit en industrialisering, vervolgens ICT en de computer, nu hebben we AI, robotisering en VR. Het zou zomaar eens kunnen dat we aan de vooravond staan van de vierde industriële revolutie oppert Volberda. Uit een studie van McKinsey blijkt bijvoorbeeld dat de productiviteitsverbetering die de komst van elektriciteit met zich mee bracht, niet in verhouding staat met de productiviteitswinst die we gaan behalen met AI.

“Veel nieuwe, doorbraaktechnologieën zijn nog in ontwikkeling. Neem Chat GPT, dat biedt enorm veel mogelijkheden. Accountants bijvoorbeeld, die kunnen veel processen automatiseren en hun productiviteit enorm vergroten. Ik denk dat we nog even geduld moeten hebben, het zou zomaar kunnen dat we tussen 2025 en 2050 in een nieuwe Golden Quarter aanbelanden. En dat we de effecten van alle nieuwe technologieën wél gaan terugzien in de productiviteit.”